Eind augustus verscheen een bericht in het Algemeen Dagblad dat experts een ‘vloedgolf’ aan nieuwe tinnituspatiënten verwachten. Wie al die experts zijn en waaruit dat zou blijken werd helaas niet duidelijk. Een belangrijke aanjager van tinnitus zou volgens het artikel in het AD de blootstelling aan muziek zoals in nachtclubs en op festivals zijn. Daar zijn flinke vraagtekens bij te zetten. De meeste onderzoeken die hier naar zijn gedaan laten dat namelijk niet zien. De artikelen in verschillende media leidden desondanks tot flinke verontwaardiging en een roep om maatregelen door Tweede Kamerleden. Voorlichting en preventie op het gebied van gehoorschade zijn belangrijk. Tegelijkertijd moet de voorlichting vanuit (publieke) organisaties, stichtingen, audiologisch specialisten en wetenschappers ‘evidence based’ zijn en niet suggestief of ‘van horen zeggen’. Jongeren moeten daarbij niet onnodig angst voor een belangrijke bron van plezier krijgen.
Voorlichting over gehoorschade door muziek niet ‘evidence based’
Preventie van gehoorschade en ook voorzichtig zijn met ons gehoor is natuurlijk belangrijk, al is het maar omdat we steeds ouder worden en zoveel mogelijk stapeling van schade aan ons gehoor moeten voorkomen. De voorlichting over gehoorschade door muziek moet daarbij wel ‘evidence based’ zijn. Die is dat nu helaas niet. Er blijkt namelijk nauwelijks of geen bewijs voor gehoorschade door muziek in de vrije tijd, ondanks dat er tal van onderzoeken naar zijn gedaan.
Veel speculatie over gehoorschade door muziek
In een overzichtsartikel uit 2014 in het tijdschrift Ear and Hearing geschreven door Carter en anderen waar flink wat onderzoeken naar gehoorschade door vrijetijdslawaai zijn bekeken, komen de onderzoekers tot de conclusie dat er wel vaak sprake is van risicovolle lawaainiveaus, maar dat bewijs voor gehoorschade door muziek in de vrije tijd zelf nog niet geleverd is. De auteurs wijzen erop dat er over dit onderwerp vooral veel gespeculeerd wordt.
Bij gebrek aan bewijs wordt er vervolgens nog weleens verondersteld dat er dan mogelijk wél zogeheten ‘verborgen gehoorverlies’ zou zijn. Echter ook daarvoor is geen bewijs gevonden. Onderzoek heeft laten zien dat een enkele keer naar een concert of dancing gaan geen gehoorschade geeft. Bij jongeren die lang aan harde muziek (16 uur en tussen de 101 en 103 dBA) waren blootgesteld was slechts een tijdelijke verandering in het gehoor op sommige tests te constateren. Er werd geen bewijs gevonden voor permanente schade, ook niet voor een verborgen gehoorverlies.
Gevonden gehoorverlies bij schoolgaande kinderen
Onderzoek van het Erasmus MC uit 2018, laat zien dat 14% van de schoolgaande kinderen een bepaalde mate van gehoorverlies heeft. De onderzoekers zeggen er vervolgens wél bij dat de gehoorschade echter al aanwezig is voordat ze blootgesteld zijn aan risicovol lawaai zoals bezoek aan clubs en concerten. Bij deze groep blijkt dus dat er een andere oorzaak is voor het gehoorverlies.
Zijn muziekspelers dan de schuldige?
Dat de neiging vervolgens groot is om dan maar te wijzen naar muziekspelers, is voor de hand liggend. Immers de oorzaak voor gehoorschade lijkt toch echt gevonden te moeten worden bij de muziek. Ook bewijs daarvoor ontbreekt tot op heden. Zo is door onderzoekers Kahari en collega’s een veldonderzoek gedaan naar het luistergedrag en geprefereerde luisterniveaus van draagbare muziekspelers. De onderzoeksgroep was begin 30 en was op hun twintigste begonnen hun draagbare muziekspelers met regelmaat te gebruiken. De meeste dragers gaven in het onderzoek de voorkeur aan zogeheten in-ear-hoofdtelefoontjes. Het afspeelniveau lag tussen de 73 en 102 dB met een gemiddelde waarde van 83 dB. Tot de verbazing van de onderzoekers werden er weinig negatieve symptomen gevonden in de groep die zichzelf blootstelde aan excessieve geluidsniveaus.
Schadelijkheid muziekspelers blijkt bij normaal gebruik mee te vallen
Het merendeel van de onderzoeken naar gehoorschade door muziekspelers laat resultaten zien waaruit blijkt dat de schadelijkheid ervan lijkt mee te vallen. Ook blijkt dat het geluidsniveau waaraan dragers zich blootstellen niet zo heel erg hoog is. Dat laat ook een onderzoek uitgevoerd door Williams zien. De gemiddelde blootstellingsniveau bij de onderzochte groep lag op 79.8 dBA en dus beneden het niveau dat schadelijk wordt geacht op de werkplek, maar dat wel hoger ligt boven het niveau dat verwaarloosbare schade heeft (75 dBA). Zij concluderen dat voor de meeste typische dragers er geen gevaar is voor lawaaibeschadiging. Daar is de duur van het luisteren ook weer te kort voor.
Ook in recenter onderzoek (2022) onder studenten concluderen de onderzoekers dat de luisterniveaus niet hoog genoeg waren om tot direct gehoorverlies te leiden. Een andere studie onder een grote populatie die gedurende langere tijd gevolgd werd (20 jaar), liet geen verband zien tussen het wel of niet normaal gebruik van persoonlijke muziekspelers, de tijdsduur en de gehoorschade. Echter de onderzoekers vonden wel een relatie over de tijd bij gebruikers tussen hoge geluidsniveaus en een verhoogde gehoordrempel. Ze wijzen er echter op dat dit een omgekeerd verband kan zijn. Bij een groter (bestaand) gehoorverlies is de drager van de muziekspeler immers geneigd het volume hoger te zetten.
Literatuuronderzoek in opdracht VWS en SZW: gebrek aan harde gegevens
Ook literatuuronderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ) en SZW (Sociale zaken en werkgelegenheid) toont een gebrek aan harde gegevens aan. Onbekend is hoe vaak gehoorschade veroorzaakt door geluid bij Nederlandse jongeren precies voorkomt en ook is niet bekend of het toeneemt. Of er dus ons een vloedgolf te wachten staat aan jongeren met tinnitus door blootstelling aan muziek zoals het AD meldt, is dus maar de vraag.
Conclusie RIVM is een vermoeden
Ondanks de veelheid aan onderzoeken die laten zien dat het meevalt met de gehoorschade door muziek en muziekspelers concludeert het RIVM op haar website toch dat de vermoedelijke oorzaak van de verslechtering van het gehoor bij jongeren de intensievere blootstelling aan muziek is. Op het enige onderzoek waar het instituut dit baseert, is methodologisch aardig wat kritiek geweest.
Preventie en voorlichting belangrijk
Ondanks dat er niet of nauwelijks bewijs is voor de schadelijke effecten van muziek in de vrije tijd is het natuurlijk wel goed om jongeren bewust te maken van het ‘stapeleffect’ (optelling van geluidsbelasting) van het luisteren naar muziekspelers, discotheek-, festival-, kroegbezoek, verkeerslawaai, lawaai in sportscholen, zwembaden, werk en zo meer. Ook is het goed hen van kennis te voorzien over gehoorbescherming om zich zo tegen een te hoge en frequente geluidsdosis te beschermen.
Dat is zeker belangrijk omdat het van tevoren maar moeilijk voorspelbaar is, wanneer te veel écht te veel is en wie gevoelige oren heeft en wie niet. Daarnaast vormen jongeren die al een (licht) gehoorverlies hebben door andere oorzaken (hoe dat dan ook is mogen ontstaan) een extra risicogroep, omdat de lawaaibelasting boven op hun reeds bestaande verlies komt. Preventie en voorlichting is dan ook zeker belangrijk.
Voorlichting moet ‘evidence based’ zijn
Het is wel belangrijk dat de voorlichting vanuit (publieke) organisaties, stichtingen, audiologisch specialisten en wetenschappers ‘evidence based’ is en niet suggestief of ‘van horen zeggen’. De media-aandacht is natuurlijk erg aantrekkelijk en het is fijn om de eigen (vooringenomen) overtuiging bevestigd te zien. Ook is het nieuws te gebruiken om de eigen positie te verstevigen. Een niet-evidence based voorlichting kan uiteindelijk wel ten kosten gaan van de eigen geloofwaardigheid.
Jongeren niet angstig maken voor een belangrijke bron van plezier
Voor jongeren is muziek erg belangrijk en genieten ervan ook. Even opgaan in harde muziek hoort daar ook bij en dat lijkt gezien de onderzoeken die er liggen (en kennis die er is), zo nu en dan (maar niet te vaak) ook zeker goed te kunnen. Jongeren moeten vooral niet angstig worden voor een belangrijke bron van plezier in hun leven. De huidige voorlichting draagt daar op dit moment helaas wel aan bij.
Beste Rene
Geheel mee eens.
Een belangrijke opmerking die ik heb betreft de ijking van audiometers. Dit zou een rol kunnen spelen bij het Rotterdamse onderzoek wat u citeert. De ijking van audiometers is gebaseerd op hele oude normgegevens. Reeds meerdere malen is aangetoond dat bij 6000 Hz maar ook bij andere frequenties in die buurt een strukturele afwijking zit van 2 a 4 dB met een piek van 9-10 dB bij 6 kHz (zie een overzicht van de literatuur in hoofdstuk 7, proefschrift Brechtje de Beer, 2007). Daarbij komt dat de kinderen die oorontstekingen hebben gehad of behandeld zijn met trommelvliesbuisjes, een gehoorverlies van rond de 3 dB hebben in dezelfde frequentie regio (hoofdstuk 6, zelfde proefschrift). Hiermee rekening houdend en tevens met de inherente meetonnauwkeurigheid van audiometrische drempelbepalingen wordt mogelijk een deel van gerapporteerde gehoorverliezen bij de onderzochte kinderen verklaard. Een gedegen wetenschappelijke discussie, waartoe u een overtuigende aanzet hebt gegeven, is nodig.