Inmiddels blijken zorgverzekeraars steeds vaker voor bepaalde onderdelen van de hoorzorg een aparte vergoeding te geven aan audiciensbedrijven. Zo geeft zorgverzekeraar ONVZ sinds enige tijd aan bepaalde bedrijven een aparte vergoeding voor de geleverde zorg aan cliënten die complexe hoorzorg nodig hebben (bij Beter Horen) en ook een los tarief voor een online consult door een audioloog (bij Hoorprofs-audiciens). Andere zorgverzekeraars hanteren aparte tarieven voor bijvoorbeeld triage, hoorzorg aan huis en oorstukjes voor kinderen. Met ingang van 1 januari voegt ASR er nog één toe aan deze lijst: nazorg. De zorgverzekeraar koppelt in het aangeboden contract deze namelijk los van de vergoeding van het aanpassen en leveren van het hoortoestel.
Specsavers voelde zich afgelopen week door deze recent geïntroduceerde opgesplitste vergoedingswijze, genoodzaakt een open brief uit te doen om haar onvrede te uiten. Het bedrijf gaf daarin aan het contract niet te tekenen. Opvallend was dat het bedrijf nergens met het argument aankwam dat de vergoeding uiteindelijk te laag zou uitvallen en ook niet dat de nieuwe wijze van vergoeding niet passend is binnen het bedrijfsmodel. Wel werd naar voren gebracht dat de administratieve druk te hoog zou worden en slechthorenden mogelijk zorg zouden gaan mijden. Daarnaast zou het volgens het bedrijf slecht zijn voor de portemonnee van de slechthorende cliënt. Dat laatste blijkt niet te kloppen. Dat het bedrijf met een dergelijk oneigenlijk argument komt, geeft te denken. Tegelijkertijd blijken er naast Specsavers ook andere audiciensbedrijven te zijn die niet willen tekenen.
Wat zouden dan nou toch de echte bezwaren zijn tegen de nieuwe manier van vergoeden zoals ingevoerd door zorgverzekeraar ASR waarbij deze de vergoeding voor het aanpassen en leveren van een hoortoestel en de nazorg loskoppelt? Het lijkt toch in eerste instantie een goed idee. Immers, het stimuleert namelijk het leveren van nazorg aan slechthorende cliënten. Tegelijkertijd betaalt zowel de cliënt als de zorgverzekeraar alleen voor de nazorg wanneer deze wordt afgenomen. Het audiciensbedrijf dat de nazorg niet levert maakt er ook geen kosten voor, en diegene die het wel levert ontvangt ‘loon naar werken’.
Tot zover alles goed en wel zou je zeggen. Je vraagt je dan af waar de échte pijnpunten zitten voor audiciensbedrijven. Dat zit hem volgens mij in het volgende. De vergoedingen voor de geleverde hoorzorg, zijn door zowel de onderlinge concurrentie op prijs tussen audiciensbedrijven als ook door de prijsdruk vanuit de zorgverzekeraars, na een periode van 10 jaar gewoonweg te laag geworden. Na de invoering van een nieuwe bekostigingswijze van hoorzorg in 2012 daalde de prijs voor de vergoeding richting audiciensbedrijven met maar liefst ruim 60 procent. Dit zorgde ervoor dat audiciensbedrijven voor minder geld hetzelfde werk moesten leveren. Sterker nog: in de praktijk bleek dat ze juist méér moesten doen voor minder geld én met minder personeel. Ook binnen de audiciensbranche zijn namelijk flinke personeelstekorten. Hierdoor is het steeds lastiger geworden om kwalitatieve hoorzorg te blijven leveren binnen de vergoede zorg voor een audiciensbedrijf.
In dezelfde periode zag ook een nieuw bedrijfsmodel het licht. Daarbij kwam de focus te liggen op veel hoortoestellen in een jaar verkopen zonder daarbij al te veel nazorg te leveren. Dit bleef uiteindelijk natuurlijk niet onopgemerkt bij verzekeraars, audiologen en overheidsorganisaties.
Ondanks dat de kwaliteit van de hoorzorg en ook nazorg flink onder druk kwam te staan, is er niets aan de te lage vergoeding gedaan. Het was slikken of stikken voor audiciensbedrijven. Ondertussen merken audiologen dat zij soms zelfs moeten leuren met cliënten die een ‘hoge stoeltijd’ met zich meebrengen bij de audicien, zoals kinderen of volwassenen die een complex hoorprobleem hebben. Daar is ondertussen geen ruimte meer voor.
Audiciensbedrijven weten nu het hoofd boven water te houden door óf zeer efficiënt te werken -veel klanten in korte tijd met weinig nazorg- óf door naast de hoortoestellen uit de vergoede zorg hoortoestellen uit de private markt te verkopen. Op deze betere hoortoestellen zijn immers de marges hoger.
De 40 tot 50 euro die audiciensbedrijven overigens straks krijgen voor nazorg in een jaar is natuurlijk ook geen vetpot. Als de audicien er al aan denkt om de cliënt die voor nazorg komt te registreren, gaan daar ook nog de administratiekosten vanaf.
Door de steeds lagere vergoedingen voor hoorzorg is ook bij audiciensbedrijven een soort solidariteitsprincipe ontstaan. Audiciens kunnen cliënten binnen de huidige all-in vergoedingssystematiek die vaker in hun stoel terecht komen voor nazorg, helpen met het geld dat zij ontvangen voor cliënten die minder vaak langskomen of zelfs tussentijds zijn overleden. Immers het geld voor zowel de aanschaf en aanpassen van het hoortoestel als de nazorg vergoeden de meeste verzekeraars nu nog aan het begin in één keer.
Bij de nieuwe systematiek blijft het geld van de niet geleverde nazorg in de zak van de verzekeraar. Sommigen zien de toch rechtvaardig uitziende nieuwe systematiek dan ook als weer een bezuinigingsmaatregel vanuit de zorgverzekeraar. Een maatregel die uiteindelijk ook weer ten koste gaat van de kwaliteit van de hoorzorg.
De kans is groot dat ook andere zorgverzekeraars de nieuwe vergoedingssystematiek in de toekomst gaan invoeren. Audiciensbedrijven die hebben gestunt met prijzen en daarmee tegelijkertijd de vergoeding van de hoorzorg onder druk hebben gezet, zullen zich vast realiseren dat ze zich daarmee in de eigen voet hebben geschoten. Dit effect hadden de prijsvechters waarschijnlijk niet voorzien. Om het geld voor nazorg te ontvangen moeten alle cliënten in het vervolg namelijk daadwerkelijk dit ook krijgen. Wanneer zij die nazorg straks wél gaan leveren, is er minder tijd voor het grote aantal nieuwe cliënten die zo hard nodig zijn om het bedrijfsmodel van hoog volume in stand te houden. Volgens mij is dit de werkelijke reden dat er zorgen zijn bij deze bedrijven: het verdienmodel komt onder druk te staan.
Dat audiciensbedrijven ongeacht hun bedrijfsmodel bezwaren hebben tegen het contract met ASR waarmee het vaste all-in tarief komt te vervallen, is niet zo vreemd. Ze weigeren volgens mij dit niet omdat ze vinden dat de systematiek op zich niet deugt, maar omdat de vergoeding voor zowel het aanpassen en leveren van een hoortoestel als de nazorg gewoonweg niet voldoende is om tot een bedrijfsresultaat te komen dat binnen hun gewenste werkwijze en bedrijfsmodel past.
Het zou zo maar kunnen dat steeds meer audiciensbedrijven in de toekomst zonder contracten met zorgverzekeraars gaan werken. Er zijn al signalen dat flink wat audiciensbedrijven overwegen om in 2023 niet langer gecontracteerde zorg te leveren. Ze kiezen er dan voor om verzekerde zorg te leveren zonder contract met de zorgverzekeraar. Ook kan het zijn dat ze zich nog meer op de private markt gaan toeleggen. Dat geldt mogelijk ook voor ketens die de afgelopen jaren dachten met hun lage prijzen de zorg beter toegankelijk te maken en andere verweten onnodig ‘dure’ hoortoestellen te verkopen.
Een mogelijk ander scenario is dat cliënten die komen voor een hoortoestel binnen de vergoede zorg, in de toekomst te horen krijgen dat ze van harte welkom zijn, maar dat een afspraak wel even kan duren. Ze moeten aansluiten achter aan de rij van de meer rendabele cliënten. De dure en steeds schaarser wordende audiciensuren kunnen nu eenmaal maar één keer besteed worden.
Lees ook:
Level Playing Field in de hoorbranche | Column
Tweedeling in hoorzorgmarkt – vergoeding niet meer reëel – Column