De snelheid van cognitieve informatieverwerking bij ouderen is een goede voorspeller voor het succes op het gebied van spraakverstaan met een cochleair implantaat. Dat concluderen Italiaanse onderzoekers van de Universiteit van Turijn in het tijdschrift ‘Environmental Research and Public Health’1. Volgens de onderzoekers zijn er vandaag de dag geen goede voorspellers voor het verstaan van spraak bij ouderen die een cochleair implantaat krijgen. De beschikbare data zijn schaars en afkomstig van slechts een klein aantal onderzoeken en ook nog eens inconsistent. Het doel van hun onderzoek was om meer kennis te vergaren over welke cognitieve tests een goede voorspeller kunnen zijn voor de prestaties op het gebied van verstaan met een cochleair implantaat bij ouderen.
Verband cognitieve achteruitgang, slechthorendheid en dementie
Slechthorendheid is een van de meest voorkomende chronische aandoeningen onder ouderen. Er is steeds meer onderzoek dat laat zien dat cognitieve achteruitgang en slechthorendheid met elkaar verband houden. Slechthorendheid kan bij ouderen zelfs wel voor 30 tot 40% verantwoordelijk zijn voor de mate van cognitieve achteruitgang. Ook kan het leiden tot een grotere kans op dementie. Als mogelijke oorzaak voor het verband tussen slechthorendheid en cognitieve achteruitgang wordt wel aangedragen dat horen en verstaan meer inspanning kosten. Om te kunnen horen en verstaan komen de hogere orde cognitieve processen en de zogenaamde ‘top down’ processen onder druk te staan. Met behulp van deze processen wordt de via het oor onvolledig binnengekomen informatie aangevuld. Dat gebeurt aan de hand van eerder opgeslagen informatie, geheugenprocessen en door met extra aandacht geconcentreerd te luisteren.
Tegelijkertijd kan het ook zo zijn dat door de leeftijd de cognitieve prestaties minder worden. Dat kan komen doordat het concentratievermogen, het werkgeheugen en de snelheid van informatieverwerking verminderen. Hierdoor wordt het lastiger om in het dagelijks leven gesprekken die bestaan uit een zeer snelle opeenvolging van woorden te begrijpen en te onthouden. Eerder onderzoek van dr. Marieke Pronk2 aan het Amsterdam UMC heeft laten zien dat er meerdere oorzakelijke verbanden tegelijkertijd hierbij een rol spelen. Uit haar onderzoek bleek dat de verbanden tussen de achteruitgang van het gehoor en cognitie bij veroudering zeer complex zijn (lees meer).
Resultaten met cochleair implantaten steeds beter
Audiologen en artsen kiezen voor cochleair implantaten bij patiënten met zeer ernstige slechthorendheid en doofheid. De afgelopen jaren zijn de audiologische resultaten steeds beter geworden door de technologische vooruitgang. Ook uit onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Antwerpen3 gebleken dat de cognitieve capaciteiten weer toenemen na implantatie met een cochleair implantaat en revalidatie.
Toch zien audiologen bij ouderen na implantatie flinke verschillen in scores die zij behalen bij testen die het verstaan van spraak meten. Dat kan volgens de onderzoekers komen door meerdere factoren zoals fysieke eigenschappen van het implantaat (aantal elektrodes en de interactie ertussen, het frequentiebereik en ook de signaalbewerking zoals compressie). Daarnaast speelt de positionering van het implantaat een rol (diepte en behoud tonotopie). Natuurlijk spelen ook de eigenschappen van geïmplanteerde man of vrouw zelf een rol. Denk daarbij aan zijn of haar leeftijd, het tijdstip waarop iemand doof is geworden, hoelang hij of zij dat al is, de oorzaak van de doofheid en het aantal overgebleven zenuwvezels van de auditieve zenuw.
Tot nu toe onduidelijk welke cognitieve vaardigheden bepalend zijn
Wetenschappers zijn het tot nu toe nog niet eens welke hogere cognitieve vaardigheden bepalend zijn voor de behaalde resultaten met een cochleair implantaat. De een denkt dat het werkgeheugen daarvoor belangrijk is, de ander vermoedt dat de cognitieve verwerkingssnelheid en de focus en aandacht een belangrijke rol spelen. Weer anderen denken dat het vermogen om klanken te herkennen en van elkaar te onderscheiden, bepalend is.
Onderzoek naar voorspellende waarde cognitieve tests
Omdat er volgens de onderzoekers er vandaag de dag geen goede voorspellers zijn voor het verstaan van spraak bij ouderen die een cochleair implantaat krijgen, is er meer onderzoek nodig. Er zijn volgens de auteurs van het artikel wel een aantal onderzoeken maar de data zijn schaars en de uitkomsten zijn inconsistent. Vaak worden er verschillende auditieve taken gebruikt om dezelfde neuro-cognitieve functies te meten.
De Italiaanse onderzoekers zijn daarom een zogeheten prospectief onderzoek gestart. Aan het onderzoek deden 21 patiënten mee die allen postlinguaal doof waren. Dat houdt in dat ze doof zijn geworden na de ontwikkeling van gesproken taal. Zij waren allen kandidaten voor cochleaire implantatie. Voor de operatie werden ze onderworpen aan neuropsychologisch onderzoek. Twaalf maanden na implantatie werden ze audiologisch getest.
Doel onderzoek
Het doel van hun onderzoek was om de mogelijke voorspellende rol van cognitieve vaardigheden op de kwaliteit van de audiologische uitkomstmaten met een cochleair implantaat te begrijpen.
Om daar inzicht in te krijgen, hebben de onderzoekers meerdere cognitieve tests afgenomen. Daarbij werd gebruik gemaakt van zowel algemene tests als tests die meer specifiek kijken naar begrijpen van taal. Denk daarbij aan verbaal leren, verbaal korte termijn en werkgeheugen. Ook werd er getest op het verwerken van ruimtelijke informatie met het korte termijn- en werkgeheugen, verdeelde aandacht, cognitieve verwerkingssnelheid en het vermogen om te adapteren aan veranderingen in de omgeving.
Resultaten
Ondanks dat het onderzoek zijn beperkingen kent, denken de onderzoekers dat hun onderzoek nieuwe inzichten heeft opgeleverd. Zo zouden de resultaten de voorspellende waarde laten zien van de cognitieve capaciteiten op het audiologisch resultaat dat is te behalen met een cochleair implantaat bij ouderen. Ook zouden de gegevens de theorie van de aanwezigheid van een twee-weg vicieuze cirkel van slechthorendheid en cognitieve achteruitgang laten zien. Als laatste brengen de resultaten volgens de onderzoekers naar voren dat er behoefte is aan een gestandaardiseerde neuro-cognitieve testbatterij. Daarmee kan aan oudere kandidaten die in aanmerking komen voor een cochleair implantaat een realistische verwachting mee worden gegeven van wat zij na implantatie gehoormatig kunnen bereiken.
Bronnen:
- Zucca, M.; Albera, A.; Albera, R.; Montuschi, C.; Della Gatta, B.; Canale, A.; Rainero, I. Cochlear Implant Results in Older Adults with Post-Lingual Deafness: The Role of “Top-Down” Neurocognitive Mechanisms. Int. J. Environ. Res. Public Health 2022, 19, 1343. https://doi.org/10.3390/ijerph19031343
- Pronk, M., Lissenberg-Witte, B. I., van der Aa, H. P. A., Comijs, H. C., Smits, C., Lemke, U., Zekveld, A. A., & Kramer, S. E. (2019). Longitudinal Relationships Between Decline in Speech-in-Noise Recognition Ability and Cognitive Functioning: The Longitudinal Aging Study Amsterdam. Journal of Speech, Language and Hearing Research, 62(4S), 1167-1187. https://doi.org/10.1044/2018_JSLHR-H-ASCC7-18-0120
- Claes, A. J., Van de Heyning, P., Gilles, A., Van Rompaey, V., & Mertens, G. (2018). Cognitive performance of severely hearing-impaired older adults before and after cochlear implantation: preliminary results of a prospective, longitudinal cohort study using the RBANS-H. Otology & Neurotology, 39(9), e765-e773.
Mertens, G., Andries, E., Claes, A. J., Topsakal, V., Van de Heyning, P., Van Rompaey, V., … & Lassaletta, L. (2021). Cognitive improvement after cochlear implantation in older adults with severe or profound hearing impairment: A Prospective, Longitudinal, Controlled, Multicenter Study. Ear and Hearing, 42(3), 606.