Veel slechthorenden die een gehoortest bij de audicien of KNO-arts doen, roepen verontwaardigd: “Die piepjes kan ik wel horen, daar zit mijn probleem niet. Ik kan niet goed verstaan in rumoer en lawaai.” De verontwaardiging is (deels) terecht zo blijkt uit onderzoek van het Nationale Militaire Audiologie en Spraakcentrum in het Amerikaanse Maryland. De onderzoekers concluderen dat het audiogram (de piepjestest) een ongevoelige voorspeller is voor de prestaties op een spraak-in-lawaai test.
Identieke audiogrammen andere score in lawaai
Een piepjestest is een hoortest waarbij slechthorenden op een knop moeten drukken wanneer zij een toon bij een bepaalde toonhoogte (frequentie) horen. Daarmee wordt de zogeheten gehoordrempel bepaald. De test zegt iets over het kunnen detecteren van geluid in stilte. Tests die het verstaan van spraak in lawaai meten zijn beter in staat de problemen te voorspellen die slechthorenden in de praktijk ervaren. Zeker als het gaat om situaties waar het verstaan in geroezemoes of in een lawaaiige omgeving belangrijk is.
Uit het Amerikaanse onderzoek uitgevoerd door Daniel Shub en collega-onderzoekers blijkt dat aan de hand van het audiogram slecht is te voorspellen hoe iemand functioneert in lawaai. Het is al langer bekend dat twee personen die een identiek audiogram hebben een verschillende score kunnen hebben op een test die het verstaan van spraak in rumoer meet.
Positieve relatie gesuggereerd bij totstandkoming hoorprotocol
Bij de totstandkoming van het hoorprotocol op grond waarvan slechthorenden sinds 2013 hun hoortoestellen toegewezen krijgen, werd gesuggereerd dat de relatie tussen het audiogram en het verstaan in lawaai er wél was.
Een piepjestest (audiogram) is overigens, ondanks dat de relatie met het verstaan van spraak in lawaai slecht is, een zeer belangrijke en waardevolle hoortest. Het zegt iets over de mate van gevoeligheid van het oor en ook waar het gehoorprobleem zich ergens voordoet. Ook is op grond van een audiogram te bepalen hoeveel versterking er nodig is met een hoortoestel bij verschillende toonhoogtes.
Periodieke gehoortest
In beroepen waarbij het horen essentieel is of waar veel lawaai is, krijgen werknemers een periodieke gehoortest. Daarmee wordt ondermeer nagegaan of ze niet een gehoorverlies ontwikkelen, waardoor hun veiligheid of functioneren in gevaar komt. Ook kan er worden nagegaan of het gehoor verslechterd in de loop van de tijd.
Meting bij arbodiensten beperkt: verstaan in lawaai niet getest
Net als in Amerika beperken de hoortests die arbodiensten in Nederland uitvoeren zich tot een eenvoudig toonaudiogram. In de praktijk is het kunnen verstaan van spraak in rumoer veel belangrijker om een beroep goed uit te voeren dan het detecteren van geluiden in stilte. Dat geldt natuurlijk zeker voor militairen die een missie moeten uitvoeren. Daar kan aan miscommunicatie grote gevolgen vastzitten: het kan het verschil tussen leven en dood betekenen.
Groot aantal audiogrammen geanalyseerd
De onderzoekers hebben voor het onderzoek de audiogrammen van ruim 5000 militairen geanalyseerd en gezocht naar een optimaal verband tussen verschillende samengestelde scores en de problemen met verstaan in lawaai. Met de analyse hoopten zij zo de problemen met het verstaan in lawaai te kunnen verklaren. Vervolgens zijn ook de gegevens van ruim 500.000 Amerikaanse soldaten gebruikt om te begrijpen hoe de door de onderzoekers gemaakte samengestelde scores invloed hadden op het aantal werknemers die doorgestuurd werden voor nader onderzoek.
Conclusie: aanvullende test noodzakelijk
De onderzoekers concluderen dat het audiogram een ongevoelige voorspeller is voor het functioneren in lawaai. Zij vinden dat een aanvullende test in lawaai nodig is om werknemers eruit te kunnen halen die een probleem hebben met het verstaan in rumoer. Wel hebben de onderzoekers een aantal verbanden gevonden waarmee een iets betere inschatting kan worden gemaakt dan ze nu hebben, maar die is nog steeds onvoldoende.
Verstaan van spraak in lawaaitest bij audiologische centra
De audiologische centra in Nederland hebben de beschikking over verschillende spraaktests in lawaai. Audiciens hebben geen toegang tot de laatste versies van deze speciaal ontwikkelde tests. Dat heeft een goede reden. Doordat er maar een beperkt aantal zinnen voor handen zijn, zou de test aan waarde verliezen. Wanneer slechthorenden immers op verschillende locaties de test zouden doen, zou het leereffect een rol gaan spelen op hun score. Ze weten immers wat er gaat komen.
Objectieve test bij toewijzen hoortoestellen
Er zijn voorstanders die vinden dat de toewijzing van hoortoestellen op grond van een objectieve test moet plaatsvinden die het verstaan in lawaai meet. Zij vinden dat er dan pas tot een verantwoorde indeling is te komen in een van de vijf hoortoestelcategorieën. Nu vindt de indeling ondermeer op grond van vragenlijsten plaats. Die bepalen op een subjectieve manier of iemand al dan niet goed in uitdagende situaties uit de voeten kan.
In de audicienspraktijk kan een spraak-in-lawaai test sowieso meerwaarde hebben. Allereerst geeft het een reëler beeld van de problemen die de client ervaart in het dagelijks leven. Daarnaast is er aan de hand ervan een beter verwachtingspatroon af te geven richting de slechthorende client over wat er met hoortoestellen te bereiken is. Daar zegt een audiogram of spraakaudiogram weinig over. In het buitenland zijn al langer relatief snel uit te voeren spraak-in-lawaai testjes beschikbaar in de audicienspraktijk.
Spraakverstaan in lawaai tests op internet
Op internet zijn gehoortests te vinden die het verstaan in lawaai meten. Daarmee kan de deelnemer een globale indicatie krijgen over het functioneren van zijn gehoor. Kijk daarvoor op: hoortest.nl of oorcheck.nl.
Artikel:
Predicting Speech-in-Noise Deficits from the Audiogram
Shub, Daniel E.1; Makashay, Matthew J.1,2; Brungart, Douglas S.1
Ear & Hearing: Mei, 2019
Naast dit onderzoek bestaat heel wat bewijsmateriaal dat laat zien dat audiometrie niet gevoelig genoeg is om gehoorschade in een vroeg stadium op te sporen. Toonaudiometrie detecteert gehoorschade namelijk pas vanaf het moment dat het vermogen om zuivere tonen te horen is aangetast. Op dat moment is er reeds aanzienlijke schade die permanent en onomkeerbaar is. Daarnaast vereist toonaudiometrie ook strikte meetcondities. In de praktijk worden bij bedrijven de metingen vaak genoeg niet in audiocabines gedaan, maar in een beschikbare kamer in het bedrijf met storend achtergrondlawaai. De reproduceerbaarheid en betrouwbaarheid wordt hierdoor minder en de follow-up metingen zijn niet goed met elkaar te vergelijken. Toonaudiometrie is ook nog eens een subjectieve methode die een actieve en positieve medewerking vereist van de testpersoon.
In een preventief beleid is het de bedoeling dat je gehoorschade op het
spoor komt voordat er zich problemen voordoen. Met spraak-in-ruis testen registreert
men net zoals met audiometrie het corticale proces in plaats van het cochleaire proces. Daarnaast is het, net zoal tonale audiometrie, een subjectieve test waardoor
het resultaat afhangt van onder meer de medewerking van de persoon, concentratie, en eerlijkheid. En er moet rekening gehouden worden met een leereffect waardoor het resultaat
verandert, omdat men vertrouwd raakt met de techniek.
Zijn OAE metingen dan de juiste techniek om het audiogram bij gehoorpreventie te vervangen?
De OAE-techniek is geen ‘gehoor’-test. Het evalueert de integriteit en functie van de buitenste haarcellen van de cochlea en monitort dus een heel ander deel van het auditieve
systeem dan de zuivere toonaudiometrie, wat een corticale
respons is op zuivere toon stimulatie. Vanuit deze optiek spreekt het voor zich dat de OAE techniek uitermate betrouwbaar is om moeilijkheden met verstaan van spraak in lawaai op te
sporen/te voorspellen. De OAE techniek is geen vervanger voor het toonaudiogram maar verdient zijn eigen plaats verdient als gouden standaard voor ‘vroegtijdige detectie’ van gehoorschade.
In een preventief georiënteerd gehoorzorgbeleid dienen OAE’s ‘leading’ te zijn en is het toonaudiogram aanvullend om medico-legale redenen zoals de bepaling van de graad
van beroepsziekte, het stellen van differentiaal diagnose, etc.
Een gehoorzorgbeleid met beide technieken in een ‘gestageerde’ benadering lijkt daarom de meest aangewezen route. Een mogelijk model dat hierbij kan worden gehanteerd,
is een jaarlijkse monitoring en follow-up met OAE en bij significante achteruitgang van de UHC-functie wordt de werknemer doorverwezen voor een ‘diagnostisch’ audiogram.
Beste Erik, dank je wel voor je bijdrage. De OAE meting lijkt mij ook een eigen plaats te verdienen bij vroege detectie van gehoorschade. Of het audiogram nog als een goede meting is te zien om de mate van beroepsziekte te bepalen kan in twijfel worden getrokken als de relatie met het functioneren in de praktijk zo slecht is. Daar is een betere testbatterij voor ontwikkeld bij de VU en het AMC.