Hoortoestellen zijn voor miljoenen mensen wereldwijd een waardevol hulpmiddel. Deze kleine wondertjes van techniek helpen mensen met gehoorverlies weer deel te nemen aan gesprekken en dagelijkse activiteiten zonder de constante uitdaging van het niet kunnen horen en het leveren van een grote luisterinspanning. Maar wat is nu precies het luisterbereik van hoortoestellen? Op internet en sociale media wordt nog wel eens aangegeven dat hoortoestellen maar een bereik van 1,5 meter hebben en dat dat zelfs nog minder kan zijn. Dat klopt in veel gevallen niet en verdient de nodige nuance. Het effectieve bereik is afhankelijk van het gehoorverlies, van de akoestische eigenschappen van de ruimte waarin men zich bevindt en daarnaast van de ingezette strategie en instellingen van het hoortoestel. In dit artikel kijken we naar de verschillende aspecten van slechthorendheid en het bereik van hoortoestellen.
| Achtergrondinformatie

Technologische ontwikkelingen in hoortoestellen
Lineaire versterking
De technologische ontwikkelingen van hoortoestellen hebben de afgelopen decennia enorme vlucht genomen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw versterkten hoortoestellen de zachte en hardere geluiden nog even veel. Deze vorm van versterking wordt lineaire versterking genoemd. Omdat bij de meeste gehoorverliezen het oor veel ongevoeliger wordt voor zachte geluiden in verhouding met de harde geluiden, had dat flink wat nadelen. De zachte medeklinkers werden onvoldoende versterkt en de hardere klinkers vaak te veel. Dat zorgde indertijd ervoor dat hoortoestellen nog weleens onaangenaam konden klinken. Hoortoesteldragers moesten daardoor het toestel vaak met de hand (volume wieltje) telkens wat harder of zachter zetten.
Er bestonden indertijd wel al regelingen in hoortoestellen om de veel te harde geluiden zoals een dichtslaande deur te begrenzen. Dat was een zeer beperkte automatische vorm van volumeregeling.
Volautomatische hoortoestellen
In de jaren negentig kwamen er hoortoestellen met automatische volumeregeling op de markt. Sommige toestellen regelden het volume heel erg snel en anderen deden dat veel trager. De hele snelle vorm wordt ook wel ‘syllabische compressie’ genoemd. Toestellen die hiervan gebruik maken kunnen bijna op niveau van de spraakklanken het volume regelen. Zachte medeklinkers versterken ze meer en hardere klinkers juist minder. Voor sommige slechthorenden werkte dit heel erg goed en zorgden voor prima resultaten, maar niet voor iedereen.
Niet ieders brein kon met deze snelle veranderingen omgaan. Een andere oorzaak voor minder goede resultaten ermee kon hem in het resultaat van de compressie zitten. Alle spraakgeluiden werden weliswaar hoorbaar maar het verminderde tegelijkertijd de onderlinge verschillen tussen harde en zachte spraakdelen. En voor sommige slechthorenden zijn juist deze veranderingen in intensiteit weer belangrijk voor het onderscheiden van de spraakklanken, met name als het gehoorverlies ernstig is.
Daarom kwamen er ook fabrikanten met hoortoestellen op de markt met tragere vormen van volumeregelingen. Die regelden het volume op woord of soms zelfs zinsniveau.
Voordeel automatische volumeregeling bij toename afstand
Beide vormen automatische volumeregeling (snelle en trage) hebben een groot voordeel wanneer geluiden of spraak van grotere afstand komen.
Wanneer de afstand tussen een geluidsbron en slechthorende toeneemt, wordt het volume ervan lager. Doordat het toestel dat in de gaten heeft, gaat het toestel de zachte geluiden automatisch meer versterken en compenseert zo voor de lagere intensiteit van het geluid. Hierdoor maakt het hoortoestel een spreker op afstand en ook de piepjes van de magnetron of het tikken van de klok weer hoorbaar.
Het kan zelfs zo zijn dat slechthorenden die voor het eerst een hoortoestel aanschaffen weer moeten wennen aan de zachte omgevingsgeluiden (verkeer van buiten, vogels, tikken klok of cv-buis). Die hebben ze immers tijden lang niet meer gehoord. Ook moeten de hersenen soms weer onderscheid leren maken tussen zachte en hardere geluiden. Hoortoestellen hebben dus in potentie een heel groot bereik. Alle geluiden vanaf zo’n 40 a 45 dBA worden automatisch binnen het luisterbereik gebracht. Dat is ook belangrijk voor de veiligheid in het verkeer.
In de hoortoestellen die vandaag de dag verkrijgbaar zijn, worden veelal meerdere van dit soort (automatische) regelingen van het volume gecombineerd.
Problemen die zich voor kunnen doen bij het horen
Gevoeligheid gehoor
Wanneer het gehoor achteruitgaat neemt meestal ook de gevoeligheid af. Deze wordt gemeten met een toonaudiogram (piepjestest). Deze meting geeft slechts beperkt inzicht hoe goed iemand kan horen en vertelt dus niet het hele verhaal over de gehoorcapaciteit van de persoon in kwestie.
Verstaan in lawaai en geroezemoes
Andere aspecten van het gehoor die helemaal niet of slechts ten dele zijn te verklaren vanuit het audiogram zijn bijvoorbeeld hoe goed iemand kan horen in lawaai en geroezemoes. Dat is natuurlijk een essentieel aspect om goed te kunnen functioneren. Dit is gelijk de grootste drijfveer voor slechthorenden om iets aan hun gehoor te verbeteren en ook nog steeds een belangrijk thema voor bestaande hoortoestelgebruikers.
Waarnemen subtiele veranderingen geluidsgolven
Ook verschilt het vermogen tussen slechthorenden om subtiele veranderingen in geluidsgolven te verwerken. Ook dat is cruciaal voor het verstaan van spraak vooral in complexe luistersituaties.
Verwerking in de hersenen
Uiteindelijk worden geluiden verwerkt in de hersenen en hoe goed we kunnen horen is dus niet alleen afhankelijk van de werking van ons gehoororgaan alleen. Als geluiden in de hersenen minder goed of niet snel genoeg verwerkt worden, kan dit ook het verstaan van spraak bemoeilijken, zelfs bij een goed audiogram.
Onderscheid tussen tonen
Ook het vermogen van het onderscheiden van verschillende tonen -vooral die dicht bij elkaar in frequentie liggen- kan een probleem vormen. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor het herkennen van muziekinstrumenten of het onderscheiden van verschillende stemmen.
Verkleind hoorbereik
Het hoorbereik van het oor (ook wel het dynamisch bereik genoemd) kan bij ernstige slechthorendheid erg klein zijn. Dat wordt ook wel recruitment genoemd. Zachte geluiden moeten met een hoortoestel dan heel veel versterkt worden, terwijl harde geluiden al snel te hard klinken. Zoals eerder aangegeven kan niet iedereen met een erg klein dynamisch met deze manier van versterken uit de voeten. Soms is het dan nodig de compressie (de verhouding tussen de versterking van zachte en harde geluiden) te verkleinen. Dat kan op zijn beurt wél het luisterbereik verkleinen, omdat geluiden op afstand dan onvoldoende versterking krijgen, maar het verstaan van spraak kan daardoor tegelijkertijd wél duidelijk verbeteren.
Last met waarneming snel opeenvolgende geluiden
Bij slechthorendheid kan het vermogen om snelle veranderingen in geluiden te verwerken zijn aangedaan. Het kan dan bijvoorbeeld lastiger worden om snelle opeenvolgingen van geluiden te onderscheiden of pauzes in spraak te herkennen. Bij snelle sprekers kan dat bijvoorbeeld een probleem worden.
Verminderde synchronisatie zenuwimpulsen en last met filteren
En alsof het nog niet genoeg is, kan er zich ook nog een probleem voordoen bij de verwerking van het geluid in de hersenen. Daardoor kan het zijn dat zenuwimpulsen minder goed synchroon lopen, het lastiger wordt om achtergrondgeluiden te filteren en kan het zijn dat er vertraging optreedt bij de verwerking van spraak. Recente studies laten zien dat bij meer slechthorenden de gehoorzenuw is beschadigd dan tot voor kort gedacht .
Andere problemen
Ook kunnen er zich problemen voordoen bij het lokaliseren van geluiden, kan er luistermoeheid optreden en kunnen tinnitus en hyperacusis klachten ontstaan.
Gehoorverlies: een complex probleem
Gehoorverlies kan dus een aardig complex probleem zijn. Technieken in hoortoestellen proberen vandaag de dag het gehoorverlies zo goed als mogelijk te compenseren, maar daar zitten ook beperkingen aan. Wat er stuk is in het slakkenhuis of wat er niet goed gaat bij de verwerking van het geluid in het zenuwstelsel of hersenen is natuurlijk niet te herstellen met een hoortoestel. De uitdaging is dan ook om het geluidssignaal zo goed als mogelijk aan te bieden aan het gehoor.
Daarvoor zetten hoortoestellen naast automatische volumeregeling vandaag de dag tal van andere technieken in. Een spreker op afstand kan prima door een hoortoestel opgevangen en versterkt worden. Maar als er zich in de omgeving lawaai en rumoer voordoet, kan dit storend zijn doordat dit ook mee versterkt wordt. Achtergrondlawaai met een redelijk continu karakter zoals dat van een airco of auto is goed te onderdrukken. Snel veranderend lawaai veel lastiger of zelfs helemaal niet. Tot op de dag van vandaag zijn er nog geen methodes (algoritmen) gevonden die het verstaan aanzienlijk kunnen verbeteren in diverse luistersituaties. Wel zorgt lawaaionderdrukking voor meer luistercomfort. Hoe erg lawaai en rumoer stoort voor iemand met gehoorverlies, is sterk afhankelijk van de aard en ernst van problemen die zich voordoen zoals boven beschreven.

Directionaliteit -inzoomen op spreker
Hoortoestellen maken gebruik van lawaaionderdrukking en de meeste merken hoortoestellen maken ook gebruik van meerdere microfoons per hoortoestel. Daarmee richten ze zich op een spreker (of zelfs meerdere sprekers tegelijkertijd). Bij dit inzoomen op een spreker werken de hoortoestellen ook nog eens samen.
Deze techniek waarmee het hoortoestel inzoomt op de spreker(s) noemt men ook wel ‘directionaliteit’. Afhankelijk van waar het storende geluid of sprekers vandaan komen, richt het toestel zich meer of minder sterk naar voren. Soms wordt daar ook de kijkrichting bij meegenomen. De inzet van dergelijke directionele systemen vergroot op zo’n moment binnenshuis het bereik van een hoortoestel tot maximaal enkele meters. Zonder de inzet ervan moet in een rumoerige omgeving de afstand tussen spreker en luisteraar veelal nog kleiner zijn. Dat komt door de reflecties tegen de muren en objecten.
Daar komt waarschijnlijk ook de misvatting vandaan dat hoortoestellen in het algemeen maar een beperkt bereik hebben van zo’n 1,5 meter. In een rustige omgeving is het bereik van een hoortoestel dus groot. Wanneer de hoortoesteldrager binnen een gesprek voert in lawaai of geroezemoes, is het bereik tijdelijk kleiner.
In ruimtes met een slechte akoestiek wordt het bereik van hoortoestellen nog kleiner, zeker als er lawaai is. Denk daarbij aan een ruimte met met harde wanden, veel glas, weinig of geen meubels, zonder gordijnen en een harde vloer van plavuizen of parket,
De slechte akoestiek absorbeert het lawaai ook nog eens minder dan akoestisch ‘warme’ ruimtes dat doen. In geval van een slechte akoestiek en de aanwezigheid van achtergrondlawaai, kan ondanks het gebruik van directionaliteit het bereik van hoortoestellen duidelijk minder dan een meter zijn.

Nieuwe technieken: Artificiele intelligentie (AI) en Deep Neural Networks
De technieken in hoortoestellen zijn inmiddels ook alweer verder. Zo’n 8 jaar geleden heeft een van de fabrikanten de inzet van directionele microfoons achter zich gelaten. Daarmee wil deze fabrikant slechthorenden permanent een groot luisterbereik te geven. Met een dergelijke ‘open geluid’ benadering is volgens de fabrikant het hoortoestel in staat met meerdere sprekers en lawaaibronnen om te gaan zelfs in complexe luistersituaties. Ondertussen zetten ook hoortoestelfabrikanten vol in op Artificiële Intelligentie en Deep Neural Networks waarbij de fabrikant de hoortoestellen van tevoren traint met duizenden geluidssituaties. In de praktijk zorgt dit ervoor dat het hoortoestel de meest ideale instelling kiest. De inzet van directionaliteit vindt dan ook alleen plaats wanneer dit echt nodig is.
Soloapparatuur vergroot het bereik van hoortoestellen
Ondanks deze geavanceerde technieken lukt het een flink aantal slechthorenden door de ernst of complexiteit van hun gehoorverlies niet tot een goed verstaan van spraak te komen in uitdagende situaties. Denk daarbij aan een gesprek in een druk restaurant of het volgen van een lezing of vergadering waar de spreker(s) op grotere afstand zit(ten). Dan kan het zijn dat het omgevingslawaai (geritsel, geschuifel, gefluister, gekuch, geluid van bestek, kopjes, keukengeluiden, etc.) te veel is. Ook kan het gebeuren dat er storende geluiden van buiten zijn. Dan kan een tafelmicrofoon of reversmicrofoon uitkomst bieden. Zo’n microfoon vangt het geluid bij de spreker op en stuurt het rechtstreeks naar de hoortoestellen. Daarmee krijgen ook de storende omgevingsgeluiden geen kans om de spraak te verstoren wat normaliter wel gebeurt.
Voor dit soort situaties zijn er ook speciale tafelmicrofoons beschikbaar die de stemmen van de gesprekspartners die rondom de microfoon zitten kunnen opvangen en doorsturen. Veel fabrikanten hebben hun eigen microfoon daarvoor. Ook zijn er systemen waarbij meerdere microfoons met elkaar zijn te koppelen. Deze apparatuur is ook goed te combineren met geluidsprocessoren van cochleaire implantaten.
Revers- en tafelmicrofoons behoren tot de zogeheten soloapparatuur. En al klinkt ‘solo’ als alleen, het zorgt juist voor verbinding.
Conclusie over het bereik van hoortoestellen
Het luisterbereik van hoortoestellen is veel groter dan de vaak genoemde 1,5 meter. Diverse technologische, akoestische en individuele factoren hebben daar invloed op. Moderne hoortoestellen zijn geëvolueerd van eenvoudige versterkers naar geavanceerde apparaten die spraak en geluiden op maat aanpassen aan de behoeften van de gebruiker. Dankzij technieken zoals automatische volumeregeling, lawaaionderdrukking, de inzet van artificiële intelligentie en of directionaliteit, zijn hoortoestellen steeds beter in staat te compenseren van het gehoorverlies, zelfs in complexe en rumoerige situaties.
Hoortoestellen hebben dus normaliter een groot bereik. Echter factoren zoals de inzet van directionaliteit, de complexiteit van het gehoorverlies en ook ruimtes met lawaai en een slechte akoestiek kunnen het bereik beperken tot minder dan een meter. Terwijl hoortoestellen indrukwekkende technologische vooruitgang boeken, lukt het in veel gevallen niet om (complexe) gehoorproblemen volledig te compenseren. Een nauwkeurige afstemming op de individuele luisterbehoeften van slechthorenden door de audicien of audioloog is daarom essentieel. Aanvullende hulpmiddelen zoals revers- en tafelmicrofoons kunnen daarbij de gehoorervaring optimaliseren. Ondersteuning met het omgaan met slechthorendheid kan daarbij ook zeker zinvol zijn.
Met dank aan consultant en audioloog drs. Hans Mülder voor het tegenlezen en het geven van suggesties en aanvullingen.
Prachtige weergave van de complexiteit, de oplossingen en uitdagingen van en voor het oor.