Kinderen die niet of beperkt worden blootgesteld aan gebarentaal hebben uiteindelijk betere hoor-, spreek- en leesvaardigheden op latere leeftijd. Dit zou blijken uit een onderzoek onder 97 dove kinderen met cochleair implantaten (CI’s). Het onderzoek is een van de eerste landelijk uitgevoerde longitudinale onderzoeken in de Verenigde Staten dat kijkt naar de effecten van gebarentaal op de ontwikkeling van kinderen met een cochleair implantaat. Het onderzoek is gepubliceerd in het tijdschrift Pediatrics.
Volgens professor Harry Knoors werkzaam bij Kentalis zijn bij het onderzoek wel de nodige kanttekeningen te plaatsen en volgens hem is ook voorzichtigheid geboden bij het doortrekken van gemiddelde resultaten afkomstig uit een dergelijk onderzoek naar het individuele dove kind.
Meningen verdeeld
Of het goed is om gebarentaal in te zetten bij kinderen bij aanvang van hun communicatie ervaringen met een cochleair implantaat, zijn de meningen verdeeld. Echter Dr. Andrea Warner-Czyz werkzaam als assistent professor aan de School of Behavioral and Brain Sciences (BBS) en tevens co-auteur van het onderzoek, zegt dat de uitkomst van het onderzoek volgens haar daarin uitsluitsel kan geven. Op de website van Sciencedaily zegt zij: “Als je wilt dat een doof kind een orale communicator wordt en lees- en taalscores heeft overeenkomstig met normaal horende leeftijdgenoten, dan kunnen gebaren niet zorgen voor de makkelijkste route naar dat resultaat.”
Onderzoeker en eerste auteur van het artikel dr. Ann Geers geeft aan dat het een belangrijke vraag is voor zowel normaalhorende ouders als professionals die werken met kinderen met cochleair implantaten of gesproken taalvaardigheid het best ontwikkelt door de focus juist alleen te richten op gesproken taal of dat daarbij vroege blootstelling aan een visuele taal een belangrijke basis voor het leren van gesproken taal vormt.
Onderzoek
Om dat te weten te komen hebben de onderzoekers onder leiding van dr. Geers 97 dove kinderen afkomstig van zes CI-centra gevolgd. De kinderen hadden alle ouders met een normaal gehoor. De kinderen werden óf vroeg blootgesteld aan gebarentaal met een duur langer dan twee jaar na implantatie, óf gebarentaal die stopte voor het tweede jaar, óf werden helemaal niet blootgesteld aan gebarentaal. Ieder jaar keken de onderzoekers hoe de kinderen presteerden op het gebied van spraakperceptie, spraakvaardigheid, taal en lezen.
Resultaten
Het onderzoek laat volgens de onderzoekers zien dat kinderen die doorgingen met gebarentaal na twee jaar na plaatsing van een cochleair implantaat op alle gebieden slechtere resultaten hadden, in het bijzonder in vergelijking met kinderen die helemaal geen gebarentaal gebruikten. Kinderen die niet of beperkt worden blootgesteld aan gebarentaal hebben volgens de onderzoekers uiteindelijk betere hoor-, spreek- en leesvaardigheden op latere leeftijd.
Kanttekeningen
Professor Knoors Algemeen directeur van de Kentalis Academie geeft aan dat er de nodige kanttekeningen zijn te zetten bij het onderzoek, die de auteurs overigens deels ook zelf naar voren brengen in hun artikel. Zo blijkt het percentage ouders dat gebarentaal meer dan de helft van de dag gebruikte, afgenomen was van 63% in het begin tot slechts 29% in de periode 2 of 3 jaar na de implantatie van het cochleair implantaat. Onbekend is of intensiever gebruik van gebarentaal een andere uitkomst had gegeven. Daarnaast waren alle kinderen afkomstig van families met een normaal gehoor die gebarentaal ook niet als moedertaal beheersten. Ook kan het zijn dat de families op nog onbekende variabelen van elkaar verschillen. Sowieso blijkt dat meer dan de helft van de moeders in het onderzoek een HBO opleiding hadden. De resultaten kunnen anders uitvallen wanneer de vooropleiding lager is.
Professor Knoors zegt over het onderzoek: “Wat we bij dit soort studies steeds moeten bedenken is dat het om groepsstudies gaat waarin gemiddelde scores gerapporteerd worden. Als je het onderzoek leest dan zie je dat er individuele kinderen met een sterke gebarenachtergrond zijn die heel goed op tests voor gesproken taal en de leestest scoren. Ook zijn er individuele kinderen die zonder gebaren zijn opgevoed die heel slecht op tests voor gesproken taal en op leestests scoren. Maar gemiddeld scoren de zonder gebaren opgevoede kinderen beter op gesproken taaltests en (later in hun leven) beter op leestest. GEMMIDELD! Maar aan ‘gemiddeld’ heb je niet zoveel in de praktijk. In het onderwijs richt je je op individuele leerlingen. Voor sommigen is vroeg gebruik van gebaren een prima idee, voor anderen juist niet, en om ouders goed te kunnen adviseren is het van belang om te ontdekken of we dit kunnen voorspellen.”
Knoors brengt nog een andere tekortkoming van het onderzoek naar voren: “Als je een kind in meer talen opvoedt, dan wordt dat kind niet in alle talen even vaardig als een eentalig kind. Je blijft in iedere taal een beetje achter, maar het grote voordeel is natuurlijk wel dat je meer dan één taal beheerst. Een meertalige opvoeding heeft bovendien cognitief voordelen: je bent flexibeler in je denken. Dat geldt voor kinderen die bijvoorbeeld Frans en Nederlands van huis uit leren, maar waarschijnlijk ook voor kinderen die van huis uit de Nederlandse Gebarentaal en het Nederlands meekrijgen.”
Daarnaast geeft volgens professor Knoors het onderzoek ook geen uitsluitsel over de kip-ei problematiek. Gaan dove kinderen met een CI minder vooruit in gesproken taal omdat ze gebaren gebruiken? Of gebruiken ze gebaren omdat ze met hun CI toch niet zo goed gesproken taal verwerven?
Volgens Knoors moet advisering altijd op maat waarbij ook rekening wordt gehouden met de sociaal-emotionele ontwikkelingen en het optreden van chronische vermoeidheid.
Met dank aan professor Harry Knoors, algemeen directeur Kentalis Academie
Bronnen:
Tijdschrift referentie:
Ann E. Geers, Christine M. Mitchell, Andrea Warner-Czyz, Nae-Yuh Wang, Laurie S. Eisenberg. Early Sign Language Exposure and Cochlear. Implantation Benefits. Pediatrics, 2017; e20163489 DOI: 10.1542/peds.2016-3489
http://pediatrics.aappublications.org/content/140/1/e20163489