In juni 2025 vond aan de TU Delft het symposium ‘The Sounds of Progress’ plaats. Tijdens dit evenement presenteerde neurochirurg prof. dr. Dirk de Ridder de eerste resultaten met het zogeheten Delft Tinnitus Device. Het apparaat kreeg het afgelopen jaar veel media-aandacht. Hoorzaken waarschuwde in 2024 voor het risico op valse hoop bij tinnituspatiënten door de media-aandacht voor het apparaat. Omdat regelmatig wordt gevraagd naar de voortgang van het onderzoek naar het Delft Tinnitus Device, staan in dit artikel de resultaten uit de lezing van De Ridder centraal. Uit de voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat het effect van de therapie met de huidige stimulusparameters en patiëntselectie niet consistent is: bij de een heeft het wel effect, bij de ander niet. Aangepaste instellingen en gerichtere patiëntselectie kunnen in de toekomst mogelijk tot betere resultaten leiden.
| Verslag lezing

Het Delft Tinnitus Device
Het Delft Tinnitus Device – een tijdelijke projectnaam voor een experimenteel apparaat – werkt op basis van bimodale neuromodulatie, ook wel bimodale stimulatie genoemd. De therapie combineert geluid, afgestemd op de tinnitusfrequentie van de patiënt, met elektrische stimulatie van de tragus, het kraakbeenflapje voor het oor. Via die plek wordt de nervus vagus gestimuleerd, die belangrijke parasympathische zenuwvezels bevat en via reflexmatige verbindingen invloed kan uitoefenen op autonome processen.
Het doel van de stimulatie is om het brein te ‘hertrainen’ en de centrale representatie van tinnitus te onderdrukken. De gebruikte signalen worden aangeboden met een random tijdspatroon om gewenning te voorkomen. Prof. dr. Wouter Serdijn, hoogleraar bio-elektronica aan de TU Delft, is een van de ontwikkelaars. Hij noemde het apparaat eerder een vorm van ‘fysiotherapie voor het brein’.
Geen consistente reactie bij patiënten
De voorlopige resultaten van de eerste studie met het Delft Tinnitus Device waren zeer wisselend. Bij sommige patiënten was er een duidelijke verandering zichtbaar, terwijl bij anderen nauwelijks tot geen effect werd waargenomen. Daarmee kan niet worden gesproken van een consistent resultaat over de gehele groep.
De Ridder gaf aan dat deze vorm van stimulatie mogelijk niet alleen invloed heeft op het parasympathisch zenuwstelsel, dat het lichaam tot rust kan brengen, maar ook onbedoeld het sympathisch zenuwstelsel kan beïnvloeden. Dat deel van het autonome zenuwstelsel bereidt het lichaam juist voor op actie en stress.
Volgens De Ridder roept het apparaat met de huidige instellingen ook niet bij alle patiënten een meetbare reactie op. Tijdens de presentatie toonde hij grafieken waarin bij bepaalde patiënten geen enkele verandering zichtbaar was, terwijl anderen wél een reactie vertoonden. Mogelijk is de stimulatie in sommige gevallen simpelweg te zwak.
Daarnaast noemde De Ridder andere mogelijke verklaringen voor het uitblijven van effect: het onderliggende theoretisch model kan onjuist of onvolledig zijn, de combinatie van geluid en nervus-vagus-stimulatie is mogelijk onvoldoende, of het apparaat werkt technisch nog niet optimaal. Ook verschillen tussen patiënten kunnen een rol spelen, zoals genetische gevoeligheid voor neuromodulatie of een andere zenuwvoorziening van de tragus. De Ridder pleit er daarom voor om in toekomstig onderzoek objectiever te meten of de stimulatie effect heeft, bijvoorbeeld met pupillometrie, en te zoeken naar biomarkers die kunnen voorspellen wie baat heeft bij deze therapie.
Pupillometrie als hulpmiddel bij effectmeting
Om te bepalen of de stimulatie daadwerkelijk iets teweegbrengt, wil De Ridder bij vervolgonderzoek gebruikmaken van pupillometrie. Door de grootte van de pupil te meten met een speciale bril, kan worden vastgesteld of de stimulatie het autonome zenuwstelsel activeert. De pupilreactie is een indirecte maat voor fysiologische activatie (arousal) en kan helpen om de effectiviteit van de stimulatie beter te bepalen.
Zoektocht naar effectieve stimulatieparameters
De gepresenteerde versie van het Delft Tinnitus Device betreft een experimenteel apparaat dat momenteel wordt onderzocht in een klinische setting. Tijdens het symposium werd duidelijk dat de onderzoekers nog bezig zijn met het vinden van de juiste stimulatieparameters. Daarnaast proberen zij zicht te krijgen op factoren die verklaren waarom niet alle patiënten reageren, zoals verschillen in gevoeligheid voor neuromodulatie en genetische variaties. De hoop is dat een combinatie van geoptimaliseerde instellingen en betere patiëntselectie in de toekomst tot consistentere resultaten leidt. Pas dan kan het effect van de therapie betrouwbaar worden beoordeeld.

Neurophonic: spin-off met grote ambities
In een aparte lezing gaf een van de oprichters van Neurophonic aan dat het bedrijf werkt aan de miniaturisering van het Delft Tinnitus Device voor toekomstig gebruik. Het bedrijf is een spin-off van de TU Delft. De oprichters, Jonathan Kneepkens en Nassim Eddini, hebben een achtergrond in biomedische en elektrotechnische engineering. De Ridder en Serdijn zijn als wetenschappelijk adviseurs verbonden aan het bedrijf. Neurophonic positioneert zich als pionier op het gebied van hersentraining voor tinnitus en de oprichters hebben grote ambities. De presentatie van De Ridder liet zien dat het effect nu nog per patiënt sterk verschilt. Of de nieuwe methode van bimodale stimulatie werkelijk tot onderdrukking van tinnitus kan gaan leiden, moet nog gaan blijken.
Terughoudendheid in communicatie blijft essentieel
Bij nieuwe behandelingen is terughoudendheid in communicatie cruciaal. De eerdere media-aandacht rond het Delft Tinnitus Device wekte de indruk dat er al een werkzame therapie beschikbaar zou zijn. Terwijl er op dat moment zelfs nog geen lopend onderzoek was (lees meer). De voorlopige onderzoeksresultaten laten zien dat die verwachting voorlopig niet waargemaakt kan worden. Verdere validatie en objectieve effectmetingen zijn nodig. Tot die tijd blijft cognitieve gedragstherapie waar exposuretherapie onderdeel van kan zijn, de best onderbouwde en aangewezen behandeloptie bij tinnitus. Daar gaf dr. Rilana Cima tijdens dit symposium een lezing over, waarin ze de eerste resultaten presenteerde van exposuretherapie in vergelijking met maskering.
Vormen van neuromodulatie
De Ridder besprak verschillende vormen van niet-invasieve en invasieve neuromodulatie. Zo kwam rTMS (repetitieve transcraniële magnetische stimulatie) aan bod, waar eerder die dag prof. dr. Langguth over sprak. Daarnaast passeerden tDCS (transcraniële gelijkstroomstimulatie) en chirurgische stimulatie van de auditieve en somatosensorische cortex de revue. Het basisidee daarbij is dat tinnitus gepaard gaat met hyperactiviteit in de auditieve cortex, zoals zichtbaar in EEG, fMRI en PET. Indien rTMS deze activiteit tijdelijk kan onderdrukken, kan dit een voorwaarde zijn voor het implanteren van elektroden voor langdurige stimulatie. Niet iedereen blijkt echter te reageren op deze vormen van neuromodulatie.
Neuromodulatie in breder perspectief
Neuromodulatie levert volgens De Ridder doorgaans slechts beperkte resultaten op. Voor rTMS wordt gemiddeld een vermindering van 7 à 8 punten op de THI (Tinnitus Handicap Inventory) gevonden (Chen 2020; Lefebvre-Demers 2020; Liang 2020; Soleimani 2016; Yin 2021), wat ongeveer overeenkomt met de MCID – de minimale verandering die patiënten als betekenisvol ervaren. De Tinnitus Handicap Inventory (THI) meet hoe ernstig tinnitus het dagelijks leven beïnvloedt. Bij rTMS worden magnetische pulsen toegediend aan de schedel om hersenactiviteit te beïnvloeden. Voor tDCS werd een afname van -9,69 THI gerapporteerd (Martins 2022; Yang 2021). Hierbij wordt via elektroden een zwakke stroom door het hoofd geleid om hersengebieden te moduleren.
CGT (cognitieve gedragstherapie) liet in de meta-analyse van Fuller (2020) een afname zien van 11 punten op de THI. Deze psychologische therapievorm richt zich op het veranderen van negatieve gedachten en gedragingen rondom tinnitus en ook exposuretherapie behoort daartoe. Ook acupunctuur liet een afname zien van circa 8 tot 10 punten (Huang 2020; Li 2022), maar hierbij ontbreekt doorgaans een robuuste wetenschappelijke onderbouwing.
De enige interventie die volgens de Ridder ver boven de MCID uitstijgt, is cochleaire implantatie (-23,2 THI; -4,5 VAS) (Yuen 2021; Borges 2021), een ingreep die uitsluitend wordt toegepast bij mensen met zeer ernstig gehoorverlies.
Betrokken hersengebieden
De Ridder maakte duidelijk welke hersengebieden betrokken zijn bij tinnitus, waaronder auditieve netwerken, gebieden voor aandacht en emotie, en onderdelen van het autonome zenuwstelsel. Zijn analyse is mede gebaseerd op bevindingen uit EEG- en fMRI-onderzoek.
Andere doelgebieden in het brein
De dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC) passeerde in de lezing ook als mogelijk doelgebied de revue. Deze regio is betrokken bij aandacht, emotieregulatie en cognitieve controle, functies die vaak ontregeld zijn bij tinnitus. Het stimuleren van de DLPFC zou volgens De Ridder daarom een aanvullende ingang kunnen vormen binnen het neuromodulatiebeleid.
Tinnitus als complex adaptief systeem
Tinnitus moet volgens De Ridder worden benaderd als een complex adaptief systeem (CAS). In zo’n systeem versterken verschillende netwerken in het brein elkaar wederzijds, waardoor tinnitus zich kan verankeren en moeilijk behandelbaar wordt. Een effectieve behandeling moet volgens De Ridder dan ook meerdere netwerken tegelijk aanpakken. Hij spreekt in dat kader over zijn ‘War on Tinnitus‘, waarbij hij een multimodale en ‘multitarget’ strategie voorstelt:
- Auditief: hoortoestellen en geluidsstimulatietherapie
- Farmacologisch: medicatie en psychedelica
- Neuromodulatie: rTMS, photobiomodulatie (PBM), neurofeedback (NFB), acupunctuur, stimulatie van nervus vagus en trigeminus, en technieken zoals tES, tDCS, tACS en tNS
- Fysiotherapie: lichaamsgerichte therapie, dry needling, triggerpointbehandeling
- Psychologisch: gesprekstherapie, EMDR en technieken zoals ’trainspotting’
De Ridder benadrukte dat alleen zo een zinvolle en duurzame onderdrukking van tinnitus mogelijk lijkt. Hij liet daarbij zien hoe inzichten uit de systeemneurowetenschappen en netwerkanalyse kunnen bijdragen aan een effectievere aanpak.
Nieuwe strategieën om tinnitus aan te pakken
In aanvulling daarop presenteerde De Ridder veertien nieuwe strategieën om tinnitus aan te pakken. Die variëren van hersenstimulatie van insula en caudate tot reconditionering met behulp van beloningssystemen, anti-inflammatoire behandelingen en combinaties van tES en psychedelica. Ook notched pink noise en stimulatie van specifieke netwerken in de hersenen maken daar deel van uit. Hiermee wil De Ridder zijn ‘War on Tinnitus‘ verbreden met nieuwe aangrijpingspunten, gericht op verschillende mechanismen in het brein.

Professioneel georganiseerd symposium met breed programma
Het symposium ‘The Sounds of Progress’ aan de TU Delft was uitstekend georganiseerd en bood een breed en gevarieerd programma met lezingen over uiteenlopende onderwerpen. Prof. dr. ir. Wouter Serdijn leidde als dagvoorzitter het programma in goede banen en zorgde voor een soepele overgang tussen de lezingen.
Op Hoorzaken zal in meerdere artikelen aandacht worden besteed aan de voordrachten die relevant zijn voor het lezerspubliek. In dit artikel staat de lezing van prof. dr. Dirk de Ridder centraal. Eerder kwam een lezing van prof. dr. Langguth over rTMS aan bod (lees meer). Binnenkort volgt een verslag van de lezing van dr. Rilana Cima.
Ik en nog 350 miljoen andere mensen hopen zo dat deze heren met een passende oplossing komen voor dit probleem.
Ik weet dat ze niet stil zitten en hoop dat ze binnen niet afzienbare tijd met een oplossing komen.
Zet hem op heren ik weer dat jullie het kunnen.