De toekomst van hoorzorg in Nederland staat ter discussie, mede door een niet goed functionerend hoorprotocol, een sterk verouderde hoortoestelledatabase met rammelende indelingscriteria en oplopende zorgkosten. Zowel professionals als patiënten signaleren dat het huidige systeem onvoldoende aansluit op de behoeften van slechthorenden en tot problemen leidt. Kritiek richt zich op de beperkte keuzevrijheid, niet optimale hoorzorg, de hoge administratieve regeldruk en de ongelijkheid in vergoedingen. Een volledig vernieuwd hoorprotocol en een nieuwe hoortoestellendatabase kunnen mogelijk een deel van de gesignaleerde problemen oplossen. Anderen zien de verschuiving van hoorzorg naar de aanvullende verzekering als uitweg voor de knelpunten. Deze veranderingen zouden niet alleen de zorg toegankelijker moeten maken, maar ook zorgen dat er beter aansluiting is op de specifieke wensen van slechthorenden én op de financiële realiteit.
| Analyse
Kritiek op hoorprotocol
Op het hoorpotocol aan de hand waarvan slechthorenden een zogeheten ‘functiegerichte aanspraak’ op hoorhulpmiddelen kunnen maken, is sinds de introductie in 2013 kritiek. In 2015 heeft er weliswaar een herziening (Hoorprotocol 2.0) plaatsgevonden, maar sindsdien is het protocol niet meer geëvalueerd en verbeterd. Dat geldt ook voor de hoortoestellendatabase die sterk verouderd is en waarvan de indelingscriteria ter discussie staan.
Ook Zorginstituut Nederland (ZiN) signaleert knelpunten
Dat de schoen op dit moment wringt in de hoorzorg door te weinig tijd en geld, komt ook duidelijk naar voren in het rapport van Zorginstituut Nederland (ZiN) dat begin van dit jaar uitkwam. ZiN ziet dat bij gehoorverlies de oplossing op dit moment vooral gezocht wordt in de techniek. Dit terwijl dagelijkse problemen juist beter op te lossen zijn met aanvullende begeleiding en ondersteuning. Denk daarbij aan communicatietraining of psychosociale hulpverlening. Daar is volgens het instituut winst mee te behalen.
Niet optimale instelling hoortoestel door te weinig tijd
Het ZiN ziet ook dat audiciens op dit moment te weinig tijd besteden aan het goed instellen van het hoortoestel en dat audiciens de evaluatie van de instellingen ervan in de praktijk niet strikt volgen. Hierdoor zou een deel van de slechthorende met een hoortoestel rondlopen met een niet-optimale instelling. Ook blijkt de nazorg niet overal even goed te zijn. Het ZiN komt ook met kritiek op de hoortoestellendatabase. Deze is verouderd en ook de indelingscriteria zijn sinds de totstandkoming niet aangepast.
Dit terwijl de hoortoesteltechnieken sterk zijn veranderd. Denk aan multi-directionele systemen en hoortoestellen met artificiële intelligentie en DNN chips.
Zorgen bij audiologen en patiëntenvereniging
De steeds lagere vergoeding vanuit zorgverzekeraars voor de geleverde hoorzorg door audiciensbedrijven heeft tot flinke zorgen geleid over de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van de hoorzorg. Zowel audiciensvereniging AudiNed, audiologen als Stichting Hoormij luiden daar de noodklok over. Zij zien dat door de marktwerking audiciensbedrijven steeds meer moeten doen voor minder geld waardoor slechthorenden niet meer de zorg krijgen die ze nodig hebben. Ook blijkt dat jonge kinderen minder welkom in de audicienpraktijk (lees meer).
Daarnaast ervaren audicienbedrijven die net als in andere branches te maken hebben met personeelstekorten een grote administratieve druk. Ook hierdoor hebben zij minder tijd voor de zorg aan hun cliënten.
Betaalbaarheid hoorzorg
Zorgverzekeraars zitten op hun beurt met de betaalbaarheid van de zorg en ook de hoorzorg in hun maag. De groep ouderen neemt verder toe en met de toename komen er steeds meer cliënten die aanspraak maken op een hoorzorg en een hulpmiddel. Door de toename van de gemiddelde leeftijd komen daarnaast steeds meer mensen in aanmerking voor een cochleair implantaat. Aan de operatie die daarvoor nodig is en ook aan de vergoeding van de geluidsprocessor zitten aanzienlijke kosten.
WHO: veranker hoorzorg in basispakket
De World Health Assembly het belangrijkste besluitvormende orgaan van de WHO waarin 194 lidstaten zijn vertegenwoordigd, heeft al weer flink wat jaren geleden opgeroepen hoorzorg te verankeren in het basispakket van de gezondheidszorg, om zo de toegang tot betaalbare en kwalitatief goede hoorhulpmiddelen mogelijk te maken. Ook roept de organisatie op om tot bewezen effectieve hoorzorg te komen. In Nederland worden hoortoestellen vergoed vanuit de basisverzekering. De cliënt betaalt wel een eigen bijdrage van 25% en daarbij komt het eigen risico dat open staat (lees meer).
Vernieuwing Hoorprotocol
Op 7 oktober jongstleden heeft Stichting Protocol Hoorhulpmiddelen (SPHM) negen jaar na introductie van het Hoorprotocol 2.0 een studiedag georganiseerd. Hierbij zaten audiciensbedrijven, audiologen, de vereniging van fabrikanten GAIN, patiënten/consumenten, wetenschappers, zorgverzekeraars en Zorginstituut Nederland samen aan tafel.
De stichting is tot de conclusie gekomen dat het ‘oppoetsen’ van het huidige protocol onvoldoende soelaas biedt om daarmee duurzaam de toekomst in te gaan. Het Hoorprotocol zal daarom opnieuw vormgegeven gaan worden.
Amsterdamse vragenlijst verouderd
Uit het overleg kwam naar voren dat de Amsterdamse Vragenlijst (AVL) als verouderd wordt gezien. Dat geldt zowel voor de vormgeving, taal als de illustraties. Ook voor het doel dat de vragenlijst heeft, namelijk om tot een doelgericht en inhoudsvol gesprek te komen tussen audicien en cliënt, wordt de lijst in de praktijk maar weinig gebruikt.
Tijdens de bijeenkomst werd duidelijk dat de sector wil dat er vaart gemaakt wordt met het ontwikkelen van het nieuwe Hoorprotocol 3.0.
Oplossing in verandering vergoedingssysteem?
Tegelijkertijd gaan er ook stemmen op om het vergoedingssysteem drastisch om te gooien. Zo verscheen In Earline Magazine een column van Bas Wilbers voorzitter van de Collectief van Zelfstandige Audiciens (CvZA) en in Hoordetail een column van eigenaar van audiciensbedrijf EnginEars in Den Haag.
Wilbers die met een economische achtergrond ruime ervaring heeft in zowel de optiek als hoorzorgbranche, geeft aan dat er iets duidelijk stuk is in het systeem. Het systeem zit volgens hem nu duidelijk vast.
Wilbers: “Pleisters plakken op een defect systeem is niet zinvol. Het is dan belangrijk om als eerste stap de ogen te openen voor het feit dát het systeem vastgelopen is. Dan pas is het mogelijk om er weer beweging in te krijgen en tot échte oplossingen te komen.”
Hoorzorg vanuit basisverzekering naar aanvullende verzekering
Wilbers ziet een oplossing in het verplaatsen van de hoorzorg vanuit de basisverzekering naar de aanvullende verzekering. Een belangrijk uitgangspunt is volgens hem bij verzekeren dat alles wát je verzekert een onvoorzienbaar karakter moet hebben. Omdat bij ogen en het gehoor uiteindelijk iedereen klant van de opticien en audicien wordt, is de zorg dus duidelijk voorzienbaar. De producten en de zorg die de opticien (brillen/contactlenzen) en de audicien (hoorhulpmiddelen) leveren, staan volgens Wilbers haaks op de kern van verzekeren: die moeten immers onvoorzienbaar zijn.
Wilbers trekt de parallel met de optiek. Daar wordt de bril niet vergoed vanuit de basisverzekering, maar het is wel mogelijk daarvoor een aanvullende verzekering af te sluiten. Wilbers wijst erop dat er natuurlijk voor ernstige gevallen er wel een vangnetregeling mogelijk is in de basisverzekering.
Wilbers: “Binnen de optiek kunnen de ‘echte’ patiënten aanspraak maken op een vergoeding. De verzekeraar vergoed daarbij oplossingen voor complexe oogaandoeningen met veelal hoge sterktes.”
Hij ziet dat er binnen de optiek voor iedereen en voor elk budget een goede oplossing voorhanden is. Wilbers vraagt zich dan ook af waarom we in de hoorbranche zouden moeten vasthouden aan een systeem waarvan de bekostiging met zekerheid een groot struikelblok gaat worden.
Wilbers: “Wellicht moeten we ook binnen de hoorzorg toe naar een systeem waar onderscheid wordt gemaakt tussen patiënten en cliënten, net als in de optiek. Cliënten kunnen dan in een vrije markt aanschaffen wat ze zelf wensen. Ook binnen de hoorzorg is dat dan mogelijk voor ieder budget.”
Bas Wilbers is ervan overtuigd dat het nodig om het roer drastisch om te gooien om zo nog verder gedoe binnen een systeem dat volgens hem gewoonweg ‘stuk’ is, te voorkomen.
“Als zorggelden alleen ingezet worden voor onvoorziene en zware gevallen, is er wellicht ook meer budget voor deze specifieke groep mogelijk. Dit terwijl het uiteindelijke totale budget voor de hoorhulpmiddelen zorg zo lager uitvalt.”, zegt Wilbers.
Hoorprotocol past niet meer goed in moderne wereld
In het tijdschrift Hoordetail dat eveneens verschijnt binnen de hoorbranche is ook een kritisch geluid te horen over het hoorprotocol. Adriaan Wolter schrijft daar in zijn column dat het hoorprotocol niet meer goed past in de moderne wereld. Het kent grote tekortkomingen en sluit volgens hem niet goed aan bij de behoeften van zijn slechthorende cliënten. Zo ziet Wolter bijvoorbeeld dat de hoorvragenlijst niet meer voldoet: er staan nauwelijks vragen in over situaties die zich voordoen bij online vergaderen en over draadloze accessoires.
Wolter wijst er ook op dat het protocol de keuzevrijheid van slechthorenden beperkt. Door de strikte eisen en de vergoedingscategorieën die eruit voortkomen is het volgens hem niet goed mogelijk in te spelen op de specifieke wensen van cliënten.
Grote administratieve regeldruk
Binnen de audicienbranche is er ook sprake van zeer grote administratieve regeldruk. Dit is in de loop van de tijd zover uit de hand gelopen dat een audiciensbedrijf voor iedere slechthorende cliënt maar liefst zeven documenten moet invullen die bij elkaar maar liefst 40 pagina’s in beslag nemen.
Wolter: “Deze bureaucratische regeldruk zorgt ervoor dat er steeds minder tijd is voor persoonlijke hoorzorg. Binnen de vergoede zorg worden nu gestandaardiseerde oplossingen geleverd die niet optimaal aansluiten op de individuele hoorproblemen. Dat is jammer.”
Hij ziet dat het huidige hoorprotocol daarnaast tot ongelijkheid leidt. Dat komt volgens hem doordat zorgverzekeraars uiteenlopende vergoedingen hanteren.
Wolter ziet nog een ander probleem: “De ene slechthorende krijgt binnen de basisverzekering meer vergoed dan de andere. Dat zorgt voor rechtsongelijkheid en een oneerlijke toegang tot de hoorzorg.”
Ook ziet hij dat voor mensen met een lager inkomen hoorzorg door de eigen bijdrage lastig bereikbaar is. Mensen met een ruim budget kunnen daarentegen hoortoestellen in de private markt aanschaffen en zo wél de persoonlijke hoorzorg krijgen die ze nodig hebben.
Om de hoorzorg toegankelijk te houden ziet Wolter net als Wilbers de verschuiving van hoorzorg naar de aanvullende verzekering als een optie om zo beter tegemoet te kunnen komen aan de behoeften en moderne wensen van de slechthorenden.
Of de hoorzorg binnen de basisverzekering blijft, zal de toekomst gaan uitwijzen.